14 december 2009

"DE HEL VAN '63"








Even naar Wervershoof gefietst om het volgende verhaal met foto’s bij elkaar te schrijven.

Vandaag een keer een heel bijzonder verhaal, op de eerste plaats weet ik eigenlijk niet wat ik hier als “kop” voor moet gebruiken. Het zou kunnen heten “Pronken met andermans veren” maar dat is niet de kern van dit verhaal. Ik heb wel eens de vraag gesteld gekregen, “Jij komt zeker uit een erg sportieve familie” , nou dan moet ik daar helaas ontkennend op antwoorden, niemand is fanatiek sporter in welk opzicht dan ook behalve mijn jongste broer Ben, hij is in mijn verhalen al diverse keren “opgedoken”. Ben vormt een grote uitzondering, ik heb nog een broer, mijn oudste, maar daar weet ik niet van dat hij ooit een sport beoefend heeft, ja , hij heeft een poosje duiven gehad maar dat is het dan ook wel, dat zou ongeveer overeenkomen met sigarenbandjes of lucifermerken sparen. Van mijn 6 zussen zijn mij ook geen buitensporige sportverledens bekend, maar Ben , ja dat is een verhaal apart. Om dit verhaal niet al te lang te maken sla ik de eerste, ongeveer, 19 jaar maar over. Op zo’n moment in je leven, vooral in die jaren, werd elke 1e, 2e en 3e zoon van een gezin opgeroepen voor de militaire dienst. Zo verging het mijn oudste broer, ik volgde als nummer 2 en Ben was als 3e de “klos”, vermeld mag nog worden dat we geen van drieën enige militaire ambitie hadden en hoopten dat we, om welke rede dan ook, weer naar huis konden worden gestuurd, helaas het “lijden” duurde voor elk van ons tot het einde der gestelde termijn. In de periode dat Ben “kind van de koningin” was vond er een speciale schaatstocht plaats die in de volksmond bekend werd als de tocht der tochten, de Elfstedentocht op de schaats van 1963. Door zijn sportieve inslag maar vooral door zijn enorme drang, naar de aan deze schaatstocht verbonden, “2 hele dagen prestatieverlof” werd hij deelnemer aan deze monstertocht. Na allerlei formaliteiten op de Frederik Hendrikkazerne in Vught ging hij met openbaar vervoer naar Leeuwarden om in de kazerne aldaar te overnachten en de volgende morgen bij een temperatuur van -18 graden Celsius van start te gaan. Hoe ga je dan gekleed in die dagen, in uitgaans-tenue of zoals dat toen werd genoemd “het eerste grijs” netjes met gestreken vouwen in de rug en uiteraard in de pantalon en zo ging Ben dus richting start, schaatsen in de hand en lopend op, ja je leest het goed, op klompsokken, hele dunne leren slofjes die in die tijd werden gedragen in klompen. Op het ijs aangekomen de schaatsen aan en rijden in de nog donkere morgen. Omdat de start vrij vlot verliep mocht hij i.p.v. 8.25 uur om 7.25 uur starten en dat bij -18 C. Er volgde een barre tocht waarbij ik van Ben hoorde dat er een hele hoop mensen mee hebben gedaan die eigenlijk niet konden schaatsen, je moest geregeld mensen passeren die niet vooruit kwamen en omdat het baantje waar alles overheen moest zo smal was, was de enige weg er voorbij “klunen” door de sneeuw en als je er dan voorbij was kon je weer wat opschieten. Het ging heel lang goed, voor zover de situatie dat toeliet, het ene stempel na het andere volgde maar op een bepaald moment ging het toch mis. Nog slechts 2 stempels verwijderd van de volle kaart stonden er op een bepaald moment mensen op het ijs, die hem net zoals vele anderen, vertelden dat hij moest stoppen vanwege de steeds slechter wordende condities. Het eerste beeld dat toen bij hem opkwam waren de twee in het vooruitzicht gestelde “prestatie verlofdagen”, langzaan naderde hij de menselijke blokkade en zette daar vlakbij gekomen weer aan, ziezo die hindernis is genomen en nu komt het goed, helaas na een tiental kilometers een tweede sommering om de “strijd” te staken en weer met het zelfde “truckje” wist hij verder te komen. Min of meer blij reed hij verder tot er een motorrijder met zijspan half op en door de sneeuw hem passeerde, oh dacht Ben politie maar hij rijdt mooi door, tot de man een stopteken gaf en hem vertelde dat hij in het zijspan plaats moest nemen, Ben zei toen: “Man weet je wel wat je me aandoet, je boort me twee vrije dagen door mijn neus als ik niet dat laatste stukje mag verder schaatsen” hij was toen al over de 150 km gekomen maar er was geen lieve moederen aan, stoppen en daarmee uit. Ben werd naar een station in één van de dorpen gebracht door de politieman, nadat de “diender” nog de tijd had ingevuld op zijn stempelkaart waarop hij het ijs had moeten verlaten, namen ze afscheid en kwam hij na verloop van tijd hardlopend op zijn klompsokken in de kazerne aan in Leeuwarden. De volgende dag, terug in de kazerne in Vught, hoopte hij nog steeds op die 2 vrije dagen. ’s Morgens op het appel werd soldaat Koomen verzocht uit te treden en een aantal passen naar voren te komen, zo stond hij daar, ten overstaan van het hele bataljon wed hij als voorbeeld gesteld, zoveel doorzettings vermogen, hij was het verst gekomen van alle militairen die hadden deelgenomen, tevens werd hij verzocht om op een bepaald tijdstip op het bureau van de commandant te verschijnen. Terug op de kamer sprak hij er over met zijn maats zo van, “Nou dat komt nog goed met die vrije dagen” Op het vastgestelde tijdstip ging Ben naar het “heilige der heilige” hij mocht nadat hij had gegroet op een correcte militaire manier, op de plaats “rust gaan staan", ja zo heet dat nou eenmaal, vervolgens werd hij nogmaals op afstand gefeliciteerd en de commandant was blij dat hij zulke manschappen bij zijn onderdeel had vervolgens mocht hij weer gaan, een grotere tegenvaller had hij nog nooit eerder gehad. Geen twee dagen prestatieverlof voor wat later “DE HEL VAN ‘63” werd genoemd.

Geen opmerkingen: